Jobsdeal: boost voor de tewerkstelling…

“Jobs, jobs, jobs”. Dat was de boodschap van premier Charles Michel toen hij in 2015 de krijtlijnen van het regeringsbeleid uiteenzette. Ook bij het einde van die regeerperiode blijft het woordje “jobs” op de voorgrond treden. Met twee wetten kort voor de verkiezingen werden zowel fiscale als sociaalrechtelijke maatregelen genomen die tewerkstelling moeten vergemakkelijken.

Sociale maatregelen

Als u, als werkgever, een arbeidsovereenkomst beëindigt omwille van medische overmacht van de werknemer, dan zal u onder bepaalde omstandigheden, een outplacementaanbod moeten doen. Medische overmacht kan u slechts inroepen nadat u geprobeerd heeft om de werknemer via een re-integratietraject in de onderneming zelf weer aan het werk te zetten.

Het scholingsbeding wordt versoepeld voor opleidingen in knelpuntberoepen. Voor knelpuntberoepen bestaat er al geen jaargrens meer om een scholingsbeding op te leggen. Nu wordt het ook mogelijk om een scholingsbeding te voorzien voor een vorming om het beroep waarvoor de werknemer werd aangeworven, reglementair te mogen uitoefenen.

De werknemer die ontslagen wordt in onderling akkoord, is voortaan verplicht om zich binnen de maand aan te melden bij de arbeidsbemiddelingsdiensten, zelfs als hij/zij vrijgesteld is van arbeidsprestaties. Het is aan de werkgever om hem daarover te informeren.

Sinds 1 juli 2018 kan u jongeren (van 18, 19 of 20 jaar) zonder beroepservaring aanwerven met een “verminderd” brutoloon. U mag het brutoloon verminderen met een bepaald percentage (voor een 18-jarige, 18%, een 19-jarige, 12% en een 20-jarige, 6%). Dat veroorzaakt uiteraard een verschil op het einde van de rit: het nettoloon van de jonge werknemer daalt navenant, maar de werkgever moet het aanvullen met een compenserende toeslag die vrij is van RSZ en belastingen zodat de werknemer terug op het normale nettoloon uitkomt. Uzelf mag die compenserende toeslag verrekenen met de bedrijfsvoorheffing die u moet doorstorten. De nieuwe wet verduidelijkt welke bestanddelen van het loon precies mogen verminderd worden, nl. het loon voor werkelijke arbeid, het gewaarborgd loon bij ziekte, het vakantiegeld en de eindejaarspremies. Vergoedingen voor overuren, maaltijdcheques, enz. worden dus aan 100% betaald.

Een werknemer die ontslagen wordt, kan tot een derde van zijn opzeggingsvergoeding omzetten in een 'opleidingsbudget'. Hij bepaalt zelf hoeveel hij precies wil inzetten voor zijn opleiding. Het bedrag moet wel binnen de 5 jaar opgebruikt zijn. Als die voorwaarden worden nageleefd, zijn er geen sociale bijdragen verschuldigd (de werkgever moet wel een solidariteitsbijdrage van 25% betalen op het bedrag van het opleidingsbudget) en het bedrag is ook vrij van bedrijfsvoorheffing en inkomstenbelastingen. Deze maatregel is nog niet voor meteen omdat de regering de inwerkingtreding nog moet vastleggen.

Om oudere werknemers aan het werk te houden, worden de voorwaarden voor SWT (het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag) verstrengd, onder meer door de loopbaanvoorwaarde op te trekken naar 41 jaar voor mannen en 35 jaar voor vrouwen.

Fiscale maatregelen

We haalden hierboven al 2 maatregelen aan waar sociaal en fiscaal hand in hand gaan: de opleidingspremies en de starterslonen voor jongeren. Maar er is nog meer.

In de inkomstenbelastingen kan een werknemer een belastingvermindering genieten voor overwerk. Standaard is het aantal overuren dat in aanmerking komt voor die vermindering beperkt tot 130 uren (in de bouwsector en de horeca gelden hogere maxima). Dit standaard maximum van 130 uren wordt gedurende 2 jaar opgetrokken tot 180 overuren. De regering kan de maatregel nog wel verlengen maar op dit ogenblik geldt het enkel voor bezoldigingen die vanaf 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020 worden betaald.

Opleidingspremies, toegekend door een Gewest of de Duitstalige Gemeenschap aan een uitkeringsgerechtigde werkloze die een opleiding in een knelpuntberoep succesvol heeft gevolgd, genieten ook van een belastingvrijstelling. Die vrijstelling bedraagt voor aanslagjaar 2020, 350 euro en is van toepassing vanaf 1 januari 2019.