Tarieven notionele interestaftrek voor aanslagjaar 2020

Jaarlijks worden de tarieven vastgesteld van de notionele intrestaftrek (aftrek voor risicokapitaal) waar vennootschappen van kunnen genieten. Voor aanslagjaar 2020 bedragen de percentages 0,726% voor grote vennootschappen en 1,226 % voor kmo’s.

Daling tegenover aanslagjaar 2019

De tarieven zijn opnieuw gedaald. Voor aanslagjaar 2019 bedroegen de percentages nog  0,746% (vennootschappen) of 1,246% (kmo's).

Berekening van het NIA-tarief

Het tarief van de notionele interestaftrek wordt sinds 2014 berekend op basis van het gemiddelde van de referte-indexen J met betrekking tot de lineaire obligatie op tien jaar van juli, augustus en september van het voorlaatste jaar vóór het aanslagjaar. Voor aj. 2020 wordt dat het gemiddelde van de referte-indexen van juli 2018 (0,742%), augustus 2018 (0,712%) en september 2018 (0,725%) = 0,726 %.

Kleine vennootschappen (kmo's) krijgen daarbij nog altijd een extraatje van 0,5 % bij, zodat die voor het aj. 2020 een aftrek van 1,226 % kunnen toepassen. Voor deze regel wordt een kleine vennootschap gedefinieerd als een vennootschap met rechtspersoonlijkheid die op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar, niet meer dan één van volgende criteria overschrijden (artikel 1:24, § 1 tot § 6 van het nieuwe WVV - wetboek van vennootschappen en verenigingen):

jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50

jaaromzet, exclusief btw: 9 miljoen euro

balanstotaal: 4,5 miljoen euro.

Drempels

Het nieuwe tarief mag nooit meer dan 1 procentpunt afwijken van het tarief van het vorige aanslagjaar.

Het percentage mag ook nooit hoger zijn dan 3 % voor 'grote' vennootschappen en 3,5  % voor kmo's.

Geen van beide drempels werd dit jaar overschreden.

Berekening van het risicokapitaal

De manier waarop het risicokapitaal wordt berekend, is sinds aanslagjaar 2019 gewijzigd. Sinds vorig jaar kijkt u om uw aftrek te bepalen naar de gemiddelde toename van het eigen vermogen over een termijn van vijf jaar. Dat wil zeggen: het risicokapitaal bedraagt één vijfde van het positief verschil tussen het gecorrigeerde eigen vermogen aan het einde van het boekjaar zelf en het gecorrigeerde eigen vermogen van het vijfde voorafgaande boekjaar.